21 mei 1808 Afdrukken

De kasteelklok slaat twee maal en ik lig nog altijd op bed. Een knellende band boven mij ogen. Maar niet alleen mijn hoofd, mijn hele lichaam doet pijn. Mijn moeder maakte me zojuist wakker. Ze kneep in mijn tenen en stond maar te lachen. Het lijkt wel of ze trots op me is dat ik zoveel gezopen heb. Alsof ik er nu pas bij hoor. Maar ik voel geen trots, het enige wat ik voel is schaamte. Ik wil deze nacht zo snel mogelijk vergeten. Vooral die blik in zijn ogen. De walging.

Het was feest in de herberg. De oudste broer van Christiaan, Beers, werd tot keizer van het schuttersgilde Sint Barbara gekroond. Keizer! Gisteren schoot hij voor de derde keer achtereen de vogel uit de schutsboom. Dat was in zeventig jaar niet meer gebeurd. Beers was trots als een pauw en kon niet ophouden met rondjes geven. Iedereen was er. Niet alleen alle gildebroeders in hun blauwgele uniformen, maar ook de oude Beers. De tranen stonden in zijn ogen toen hij al dat zilver op de borst van zijn oudste zag schitteren. Er werden liederen gezongen en er werd gedanst. Eerst danste iedereen met iedereen, maar toen het later werd bleef Beers om me heen dralen. Zijn blik was waterig en vaag, maar ik wilde hem niet teleurstellen. Het was zíjn feest. Misschien was het ook omdat ik me schuldig voelde. Christiaan had zich de hele avond niet laten zien. Hij houdt niet van kermis en dronken mensen, maar hij had best de moeite kunnen nemen om zijn broer te feliciteren. Het kan soms zo’n onbehouwen zak zijn!

Beers is groot en sterk. Hij drukte me stevig tegen zich aan. Ik voelde zijn manlijkheid en kreeg zin om me helemaal te laten gaan. Toen ik met hem naar buiten glipte, was ie daar opeens. Bij de pomp. Christiaan. God weet hoelang hij al naar binnen had staan gluren. Hij zei niets. Hij keek me alleen aan, met een blik alsof ik een stuk stront was. ‘Heb je niets te zeggen tegen de keizer!’ schreeuwde Beers. Christiaan gunde zijn broer geen blik waardig. Hij bleef maar naar mij staren. Beers stampte woedend naar binnen en kwam even later terug met zijn geweer. ‘Ik schiet je kop d’raf!’ Hij richtte op de voeten van Christiaan en schoot. Christiaan deed niets. Zijn ogen lieten me niet los. Toen draaide hij zich langzaam om en liep de nacht in. Alles was kapot. De gildebroeders pakten Beers zijn geweer af en sleepten hem naar binnen. Hij bleef maar vloeken, wat hem bijna zijn zilver kostte. Hoe ik thuis ben gekomen weet ik niet. Ik weet wel dat ik alleen was toen ik in mijn bed kroop.