28 februari 1809 Afdrukken

En ik steeds denken dat Christiaan een rechtschapen, brave Hendrik is. Vergeet het maar. Een Judas is het, een vuile verader. Donder toch op met je geleuter over vrije, blije, gelijke… gelijkheid en… boeren… broederschap. Niets broederschap! Je denkt alleen aan jezelf Christiaan Beers! Misschien een beetje aan mij, maar vooral aan jezelf!

Eindelijk weer eens een avondje zonder gedoe, meende ik, toen je me vroeg een eindje te gaan wandelen. Ik dacht wel: Waarom helemaal naar de Groenendijk bij Haren in die vrieskou? Waarom niet gewoon met mijn billen tegen het kloostermuurtje, dat is toch veel romantischer. Maar jij wist dat er iets ging gebeuren vanavond. Jij wist dat die uit Herpen de dijk wilden doorsteken. Jij moest en zou ze op heterdaad betrappen en dan alles aan de meester verklappen. Niet voor het geld. Nee, alleen om een wit voetje bij hem te halen. Een vieze kontlikker. Dat ben je!

Al was het wel lief om mij te laten delen in de beloning. Ik had het zo koud en jij zei: ‘Kom, we gaan samen iets eten in de herberg. Dat hebben we wel verdiend.’ Eerst wilde ik niets, maar jij plaagde me door in je biefstuk te knijpen. Het vlees oogde zo sappig dat het water me in de mond liep. Hoe kon ik nog langer weigeren?

Nu ik in mijn warme bed lig, moet ik alsmaar denken aan die arme Herpenaren, door jou… door ons verraden en in de kerkers van het kasteel gesmeten. Het water staat je daar tot de enkels, zeggen ze. En ze hadden al zo last van natte voeten. Maar niet alleen Herpen, bijna het hele land van Ravenstein vecht al weken tegen het water van de Beersche Maas dat vrij over de akkers stroomt. Wij in de vesting zitten veilig en droog achter onze dijken. Soms schaam ik me wel eens dat we het hier in Ravenstein zo goed hebben. Natuurlijk hoor je ze bij de bakker wel klagen over hoge accijnzen en zo, maar het is toch alles níets vergeleken bij de ellende van die arme boeren uit de dorpen om ons heen.
In de herberg, aan een tafeltje naast ons, zaten twee rijke stinkerds van landeigenaren tevreden hun pijpje te roken. Zij hebben de eerste pacht al binnen dit jaar, maar dat hun pachters honger lijden en straks geen hooi hebben voor hun koeien kan ze niets verdommen. Geen wonder dat ze in Herpen een pesthekel aan ons hebben. Ik haat mezelf om wat ik gedaan heb. Het is gemeen en onrechtvaardig. Wat een heerlijk avond… Welterusten.